Door vijanden omringd,
Door vrienden in den nood
Geschuwd als aas dat stinkt,
Houd ik mij lachend groot,
Al is mijn ziel verminkt,
Mijn lijf voor driekwart dood.
In 't leven was geen dag
Ooit zonder tegenspoed.
Ik leed kwaad en deed goed;
Dat is een hard gelag.
Nu, in verloren slag,
Strijd ik met starren moed.
Bedekt met sneeuw en ijs,
Getooid door menig lijk
Van wie de dwaze reis
Deed naar mijn innerlijk,
Eens vroeg licht als Parijs
Nu 't poolgebied gelijk.
Ik laat geen gaven na,
Verniel wat ik volbracht;
Ik vraag om geen gena,
Vloed voor- en nageslacht;
Zij liggen waar ik sta,
Lachend den dood verwacht.
Ik deins niet voor de grens,
Nam afscheid van geen mensch,
Toch heb ik nog een wensch,
dat men mij na zal geven;
"Het goede deed hij slecht,
Beleed het kwaad oprecht,
Hij stierf in het gevecht,
Hij leidde recht en slecht
Een onverdraagzaam leven."
In memoriam mijzelf - J. Slauerhoff (uit : Al dwalend)