Nu begrijp ik waarom het werd gebouwd.
Waarom het, nu buiten alles
uit elkaar valt, samenvoegt.
Waarom het taart bakt of kinderen baart
op klompen of met linten in het haar.
Waarom het opslaat. Alles wil bewaren.
Nu begrijp ik waarom de boomgaard jaarlijks
zijn witte valscherm aan de kale takken hangt.
Het is beter dat er appels vallen dan granaten.
Wij hebben in het hoge gras
alleen op slapende kippen getrapt,
nooit op mijnen.
De zomer is nu eindelijk in aantocht,
vergis je niet. De kerselaar
laat in zijn wemelende kamer
de zon verdwalen. Er is plaats genoeg
voor iedereen, voor ons, om bijna transparant
in steeds dit huis de tijd te vullen
en stilaan in de spanten op te gaan.
Het houdt ons vast, het huis. Het laat ons gaan.
Ons prominent afwezig zijn en toch bestaan.
Huis in ons - Erwin Mortier (Uit : Voor de stad en de wereld : de gedichten tot dusver)