LIEVE VRIEND,
vanmiddag van huis gegaan
voor te verrichten zaken,
daar diende één postzegel vergaard.
Veelal zend ik virtualiteiten, doch
soms moet een document in
papieren hoedanigheid gekatapulteerd.
Alzo begaf ik mij naar de nis
waar twee postmarmotten verstenen
onder buisvormig sfeerlicht.
De verschrikking van breed vlees
achter de glazen grens van een loket,
de ontzetting waarmee uw vraag doorstaan raakt,
de kleine verbijstering om wat gij eist,
nooit beschouwen zij uw komst
er als een evidentie.
Ge beziet de worsteling van geelgerookt eelt en
koningshoofden, voorjaarsbloemen,
naar waarheid weergegeven vogelen,
tien drooggekookte asperges
die geen vat krijgen op de dartele
karteldans van het zegelvel.
Gij herinnert u het verhaal van
de man die op straat een paard zag
dat wreed geslagen werd met een kalfsleren zweep,
het beeld joeg tranen uit zijn klieren,
hij omhelsde het geranselde wrak ter plekke.
Zo zou ik mijn vinger om
de nek van een postmarmot slaan,
mijn mond op het zware blauw onder zijn ogen.
Maar een dikke plak glas hangt ertussen
en uw mond op dat vlies drukken, vriend,
zou verwarring stichten
aangezien men door glas
geen emotie met de lippen kan sturen.
Alzo nam ik mijn zegel met gepaste kalmte in beleefde ontvangst
en droeg de postmarmot als een deuk in mijn hart
door de verdere helft van zo'n dagen.
Uwe kameraadschappelijkheid,
ik
Lieve vriend, - Eva Cox (Uit : een twee drie ten dans)