Pan, tot rand gepompt water, een anker,
zanger van blutsen sist op geblakerde staven.
Steken droog hout in de stapel, brengen de koude
tot kook, vatten smoezelig weefsel, zij tillen
het bijna ontilbare op.
Rennen dan rond met wat ziedt, roepen
woest van gevaarlijk plezier. En de vrouwen,
de jonge, van blozende benen, van stro
in bruisende vlechten, hoe schrikken,
hoe snaterend slaan zij op de vlucht.
Spil hitte, giet baarlijke wel in hartgrondige put.
Twee jongens kloven stammen, stoken brand - Piet Gerbrandy (Uit : De zwijgende man is niet bitter. Gedichten)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten